12 When thou hast made an end of tithing all the tithe of thine increase in the third year, which is the year of tithing, then thou shalt give it unto the Levite, to the sojourner, to the fatherless, and to the widow, that they may eat within thy gates, and be filled. 15 Look down from thy holy habitation, from heaven, and bless thy people Israel, and the ground which thou hast given us, as thou swarest unto our fathers, a land flowing with milk and honey.
12 Wanneer gij zult geeindigd hebben alle tienden van uw inkomen te vertienen, in het derde jaar, zijnde een jaar der tienden; dan zult gij aan den Leviet, aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd worden.
15 Zie nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk Israel, en het land, dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honig vloeiende.