1 你 们 心 里 不 要 忧 愁 ; 你 们 信 神 , 也 当 信 我 。
2 在 我 父 的 家 里 冇 许 多 住 处 ; 若 是 没 冇 , 我 就 早 已 告 诉 你 们 了 。 我 去 原 是 为 你 们 预 备 地 方 去 。
3 我 若 去 为 你 们 预 备 了 地 方 , 就 必 再 来 接 你 们 到 我 那 里 去 , 我 在 那 里 , 叫 你 们 也 在 那 里 。
1 Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2 In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden.
3 En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kome Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben.