19 not avenging yourselves, beloved, but give place to wrath; for it is written, Vengeance {belongs} to me, *I* will recompense, saith the Lord.
20 If therefore thine enemy should hunger, feed him; if he should thirst, give him drink; for, so doing, thou shalt heap coals of fire upon his head.
21 Be not overcome by evil, but overcome evil with good.
19 Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere.
20 Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.
21 Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.