1 Whence {come} wars and whence fightings among you? {Is it} not thence, -from your pleasures, which war in your members?
2 Ye lust and have not: ye kill and are full of envy, and cannot obtain; ye fight and war; ye have not because ye ask not.
1 Van waar komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uw wellusten, die in uw leden strijd voeren?
2 Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert naar dingen, en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt.