6 Men det skjedde mens de var der, da kom tiden da hun skulde føde.
7 Og hun fødte sin sønn, den førstefødte, og svøpte ham og la ham i en krybbe, fordi det ikke var rum for dem i herberget.
6 En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude.
7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.