2 En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.
3 Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan.
4 Dezen dan, uitgezonden zijnde van den Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten zij af naar Cyprus.
2 En terwyl hulle besig was om die Here te dien en te vas, het die Heilige Gees gesê: Sonder nou B rnabas en Saulus vir My af vir die werk waarvoor Ek hulle geroep het.
3 En toe hulle gevas en gebid het en hulle die hande opgelê het, laat hulle hul gaan.
4 So het hulle dan, deur die Heilige Gees uitgestuur, afgegaan na Seleucië en daarvandaan weggevaar na Ciprus.