5 En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen.

10 En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.

5 En Farao se dogter het na die Nyl afgegaan om 'n bad te neem, terwyl haar diensmeisies aan die kant van die Nyl heen en weer geloop het. Toe sien sy die mandjie tussen die riete en stuur haar slavin en laat dit haal.

10 En toe die seuntjie groot geword het, bring sy hom na Farao se dogter; en hy het haar seun geword. En sy het hom Moses genoem en gesê: Ek het hom mos uit die water getrek.