1 Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen.
2 Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt.
3 Want het juk van hun last, en den stok hunner schouders, en den staf desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten;
4 Toen de ganse strijd dergenen, die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, tot een voedsel des vuurs.
5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
6 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.
1 Die volk wat in duisternis wandel, het 'n groot lig gesien; die wat woon in die land van die doodskaduwee, oor hulle het 'n lig geskyn.
2 U het die nasie vermenigvuldig, hulle vreugde groot gemaak; hulle is vrolik voor u aangesig soos iemand vrolik is in die oestyd, soos iemand juig as die buit verdeel word.
3 Want die juk wat op hulle gedruk het, en die stok wat hulle rug getref het, die roede van hulle drywer, het U verbreek soos op die dag van M¡dian.
4 Want elke soldateskoen wat daar wegstap met gedreun, en die kleed wat in bloed gerol is, dien tot verbranding, 'n prooi van die vuur.
5 Want 'n Kind is vir ons gebore, 'n Seun is aan ons gegee; en die heerskappy is op sy skouer, en Hy word genoem: Wonderbaar, Raadsman, Sterke God, Ewige Vader, Vredevors --
6 tot vermeerdering van die heerskappy en tot vrede sonder einde, op die troon van Dawid en oor sy koninkryk, om dit te bevestig en dit te versterk deur reg en deur geregtigheid, van nou af tot in ewigheid. Die ywer van die HERE van die leërskare sal dit doen.