3 Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.
3 他 被 藐 視 、 被 人 厭 棄 、 多 受 痛 苦 、 常 經 憂 患 。 他 被 藐 視 、 好 像 被 人 掩 面 不 看 的 一 樣 . 我 們 也 不 尊 重 他 。