26 Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon.

27 Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis.

26 耶稣看见母亲， 又看见他所爱的那门徒站在旁边， 就对母亲说： "母亲（"母亲"原文作"妇人"）， 看！ 你的儿子。"

27 然后他对那门徒说： "看！ 你的母亲。"从那时起， 那门徒就把她接到自己的家里去了。