11 En Jozef bestelde voor Jakob en zijn broederen woningen, en hij gaf hun een bezitting in Egypteland, in het beste van het land, in het land Rameses, gelijk als Farao geboden had.
12 En Jozef onderhield zijn vader, en zijn broeders, en het ganse huis zijns vaders, met brood, tot den mond der kinderkens toe.
11 Juozapas apgyvendino savo tėvą bei brolius ir davė jiems geriausios žemės Egipte, Ramzio krašte, kaip faraonas įsakė.
12 Juozapas aprūpino maistu savo tėvą, brolius ir visus namiškius, kiek kuriai šeimai reikėjo.