29 Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.

29 Jėzus jam tarė: "Tomai, tu įtikėjai, nes mane pamatei. Palaiminti, kurie tiki nematę!"