17 Maar Hij zag hen aan, en zeide: Wat is dan dit, hetwelk geschreven staat: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden?
18 Een iegelijk, die op dien steen valt, zal verpletterd worden, en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen.
17 Bet Jėzus, pažvelgęs į juos, paklausė: "O ką reiškia Rašto posakis: ‘Akmuo, kurį statytojai atmetė, tapo kertiniu akmeniu?’
18 Kas tiktai kris ant šito akmens, suduš, o ant ko tas akmuo užgrius, tą sutriuškins".