16 Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel:

17 Hoge ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten;

18 Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;

19 Een vals getuige, die leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.

16 Вот шесть, что ненавидит Господь, даже семь, что мерзость душе Его:

17 глаза гордые, язык лживый и руки, проливающие кровь невинную,

18 сердце, кующее злые замыслы, ноги, быстро бегущие к злодейству,

19 лжесвидетель, наговаривающий ложь и сеющий раздор между братьями.