13 En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken.

14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal.

13 ויאמר אליה אליהו אל־תיראי באי עשי כדברך אך עשי־לי משם עגה קטנה בראשנה והוצאת לי ולך ולבנך תעשי באחרנה׃ ס

14 כי כה אמר יהוה אלהי ישראל כד הקמח לא תכלה וצפחת השמן לא תחסר עד יום [תתן־ כ] (תת־יהוה ק) גשם על־פני האדמה׃