16 Aga ma ütlen: käige Vaimus, siis te ei täida mitte liha himusid.

17 Sest liha himustab Vaimu vastu ja Vaim liha vastu; need on üksteise vastu, et te ei teeks seda, mida te tahate.

16 En ik zeg: Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet.

17 Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet.