2 Et il leur dit: Quand vous priez, dites: Notre Père qui es aux cieux; ton nom soit sanctifié; ton règne vienne; ta volonté soit faite sur la terre comme au ciel;
3 Donne-nous chaque jour notre pain quotidien;
4 Pardonne-nous nos péchés; car nous pardonnons aussi à tous ceux qui nous ont offensés; et ne nous induis point en tentation; mais délivre-nous du malin.
2 En Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zo zegt: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.
3 Geef ons elken dag ons dagelijks brood.
4 En vergeef ons onze zonden; want ook wij vergeven aan een iegelijk, die ons schuldig is. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.