8 Ja sillä seudulla oli paimenia kedolla vartioimassa yöllä laumaansa.

9 Niin heidän edessään seisoi Herran enkeli, ja Herran kirkkaus loisti heidän ympärillään, ja he peljästyivät suuresti.

8 En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.

9 En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.

10 En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal;