32 And Elisha cometh in to the house, and lo, the youth is dead, laid on his bed,
33 and he goeth in and shutteth the door upon them both, and prayeth unto Jehovah.
34 And he goeth up, and lieth down on the lad, and putteth his mouth on his mouth, and his eyes on his eyes, and his hands on his hands, and stretcheth himself upon him, and the flesh of the lad becometh warm;
35 and he turneth back and walketh in the house, once hither and once thither, and goeth up and stretcheth himself upon him, and the youth sneezeth till seven times, and the youth openeth his eyes.
32 En toen Elisa in het huis kwam, ziet, zo was de jongen dood, zijnde gelegd op zijn bed.
33 Zo ging hij in, en sloot de deur voor hen beiden toe, en bad tot den HEERE.
34 En hij klom op, en legde zich neder op het kind, en leggende zijn mond op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde zich over hem uit. En het vlees des kinds werd warm.
35 Daarna kwam hij weder, en wandelde in het huis eens herwaarts, en eens derwaarts, en klom weder op, en breidde zich over hem uit; en de jongen niesde tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen zijn ogen open.