1 \11:12\The deceit of Ephraim and the false words of Israel are about me on every side. ...
2 \12:1\Ephraim's food is the wind, and he goes after the east wind: deceit and destruction are increasing day by day; they make an agreement with Assyria, and take oil into Egypt.
3 \12:2\The Lord has a cause against Judah, and will give punishment to Jacob for his ways; he will give him the reward of his acts.
4 \12:3\In the body of his mother he took his brother by the foot, and in his strength he was fighting with God;
5 \12:4\He had a fight with the angel and overcame him; he made request for grace to him with weeping; he came face to face with him in Beth-el and there his words came to him;
6 \12:5\Even the Lord, the God of armies; the Lord is his name.
7 \12:6\So then, come back to your God; keep mercy and right, and be waiting at all times on your God.
8 \12:7\As for Canaan, the scales of deceit are in his hands; he takes pleasure in twisted ways.
9 \12:8\And Ephraim said, Now I have got wealth and much property; in all my works no sin may be seen in me.
10 \12:9\But I am the Lord your God from the land of Egypt; I will give you tents for your living-places again as in the days of the holy meeting.
11 \12:10\My word came to the ears of the prophets and I gave them visions in great number, and by the mouths of the prophets I made use of comparisons.
12 \12:11\In Gilead there is evil. They are quite without value; in Gilgal they make offerings of oxen; truly their altars are like masses of stones in the hollows of a ploughed field.
13 \12:12\And Jacob went in flight into the field of Aram, and Israel became a servant for a wife, and for a wife he kept sheep.
14 \12:13\And by a prophet the Lord made Israel come up out of Egypt, and by a prophet he was kept safe.
15 \12:14\I have been bitterly moved to wrath by Ephraim; so that his blood will be on him, and the Lord will make his shame come back on him.
1 Die van Efraim hebben Mij omsingeld met leugen, en het huis Israels met bedrog; maar Juda heerste nog met God, en was met de heiligen getrouw.
2 Efraim weidt zich met wind, en jaagt den oostenwind na; den gansen dag vermenigvuldigt hij leugen en verwoesting; en zij maken verbond met Assur, en de olie wordt naar Egypte gevoerd.
3 Ook heeft de HEERE een twist met Juda, en Hij zal bezoeking doen over Jakob naar zijn wegen, naar zijn handelingen zal Hij hem vergelden.
4 In moeders buik hield hij zijn broeder bij de verzenen; en in zijn kracht gedroeg hij zich vorstelijk met God.
5 Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-El vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met ons;
6 Namelijk, de HEERE, de God der heirscharen; HEERE is Zijn gedenknaam.
7 Gij dan, bekeer u tot uw God, bewaar weldadigheid en recht, en wacht geduriglijk op uw God.
8 In des koopmans hand is een bedriegelijke weegschaal, hij bemint te verdrukken;
9 Nog zegt Efraim: Evenwel ben ik rijk geworden, ik heb mij groot goed verkregen; in al mijn arbeid zullen zij mij geen ongerechtigheid vinden, die zonde zij.
10 Maar Ik ben de HEERE, uw God, van Egypteland af; Ik zal u nog in tenten doen wonen, als in de dagen der samenkomst;
11 En Ik zal spreken tot de profeten, en Ik zal het gezicht vermenigvuldigen; en door den dienst der profeten zal Ik gelijkenissen voorstellen.
12 Zekerlijk is Gilead ongerechtigheid, zij zijn enkel ijdelheid; te Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als steen hopen op de voren der velden.
13 Jakob vlood toch naar het veld van Syrie, en Israel diende om een vrouw, en hoedde om een vrouw.
14 Maar de HEERE voerde Israel op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd hij gehoed. [ (Hosea 12:15) Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd; daarom zal Hij zijn bloed op hem laten, en zijn Heere zal hem zijn smaad vergelden. ]