1 Een psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
2 De HEERE zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.
3 Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
4 De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
5 De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.
6 Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.
7 Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
1 Psalmo de David. La Eternulo diris al mia sinjoro:Sidu dekstre de Mi, Ĝis Mi faros viajn malamikojn benketo por viaj piedoj.
2 La sceptron de via potenco la Eternulo sendos el Cion: Regu inter viaj malamikoj.
3 En la tago de via potenco via popolo volonte sin donas al vi en sankta ornamo. De la komenco de matenruĝo aliĝas al vi la roso de via junularo.
4 La Eternulo ĵuris, kaj ne pentos; Vi estas pastro por ĉiam, Laŭ la maniero de Melkicedek.
5 La Sinjoro ĉe via dekstra flanko Frapas reĝojn en la tago de Sia kolero.
6 Li juĝos inter la popoloj, inter plene da kadavroj; Li frakasos la ĉefon de granda lando.
7 Li trinkos el rivero sur la vojo; Tial li levos la kapon.