34 and he said to her, Daughter, thy faith hath saved thee; go away in peace, and be whole from thy plague.
34 En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal.
34 and he said to her, Daughter, thy faith hath saved thee; go away in peace, and be whole from thy plague.
34 En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal.