1 ( 大 卫 的 诗 , 交 与 伶 长 。 调 用 第 八 。 ) 耶 和 华 啊 , 求 你 帮 助 , 因 虔 诚 人 断 绝 了 ; 世 人 中 间 的 忠 信 人 没 冇 了 。

2 人 人 向 邻 舍 说 谎 ; 他 们 说 话 , 是 嘴 唇 油 滑 , 心 口 不 一 。

3 凡 油 滑 的 嘴 唇 和 夸 大 的 舌 头 , 耶 和 华 必 要 剪 除 。

4 他 们 曾 说 : 我 们 必 能 以 舌 头 得 胜 ; 我 们 的 嘴 唇 是 我 们 自 己 的 , 谁 能 作 我 们 的 主 呢 ?

5 耶 和 华 说 : 因 为 困 苦 人 的 冤 屈 和 贫 穷 人 的 歎 息 , 我 现 在 要 起 来 , 把 他 安 置 在 他 所 切 慕 的 稳 妥 之 地 。

6 耶 和 华 的 言 语 是 纯 净 的 言 语 , 如 同 银 子 在 泥 炉 中 炼 过 七 次 。

7 耶 和 华 啊 , 你 必 保 护 他 们 ; 你 必 保 佑 他 们 永 远 脱 离 这 世 代 的 人 。

8 下 流 人 在 世 人 中 升 高 , 就 冇 恶 人 到 处 游 行 。

1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Scheminith.

2 Behoud, o HEERE; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen.

3 Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.

4 De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.

5 Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?

6 Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in behoudenis zetten, dien hij aanblaast.

7 De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.

8 Gij, HEERE, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. [ (Psalms 12:9) De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd worden. ]