11 我 要 题 说 耶 和 华 所 行 的 ; 我 要 纪 念 你 古 时 的 奇 事 。
12 我 也 要 思 想 你 的 经 营 , 默 念 你 的 作 为 。
11 Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert.
12 Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her;