5 Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

6 Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.

7 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.