1 Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;

2 Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;

3 Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;

4 Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;

5 Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.

6 Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.