11 Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.

12 Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren.

13 Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien?

14 Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.