3 Silloin he paastosivat ja rukoilivat ja panivat kätensä heidän päällensä ja laskivat heidät menemään.
4 Niin he Pyhän Hengen lähettäminä menivät Seleukiaan ja purjehtivat sieltä Kyproon.
2 En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.
3 Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan.
4 Dezen dan, uitgezonden zijnde van den Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten zij af naar Cyprus.