1 Het geschiedde nu, als hij geeindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde hem als zijn ziel.

2 En Saul nam hem te dien dage, en liet hem niet werderkeren tot zijns vaders huis.

3 Jonathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn ziel.