4 Kommet in seine Tore mit Lob, {O. Dank} in seine Vorhöfe mit Lobgesang! Lobet ihn, {O. Danket ihm} preiset seinen Namen!
4 Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
4 Kommet in seine Tore mit Lob, {O. Dank} in seine Vorhöfe mit Lobgesang! Lobet ihn, {O. Danket ihm} preiset seinen Namen!
4 Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.