1 {Ein Psalm; von David.} Gebet Jehova, ihr Söhne der Starken, gebet Jehova Herrlichkeit und Stärke!

2 Gebet Jehova die Herrlichkeit seines Namens; betet Jehova an in heiliger Pracht!

3 Die Stimme Jehovas ist auf {O. über} den Wassern; der Gott {El} der Herrlichkeit donnert, Jehova auf {O. über} großen Wassern.

4 Die Stimme Jehovas ist gewaltig, die Stimme Jehovas ist majestätisch.

5 Die Stimme Jehovas zerbricht Cedern, ja, Jehova zerbricht die Cedern des Libanon;

6 Und er macht sie hüpfen wie ein Kalb, den Libanon und Sirjon {der zidonische Name für den Berg Hermon; vergl. 5. Mose 3,9} wie einen jungen Büffel.

7 Die Stimme Jehovas sprüht Feuerflammen aus; {W. spaltet Feuerflammen}

8 Die Stimme Jehovas erschüttert die Wüste, Jehova erschüttert die Wüste Kades.

9 Die Stimme Jehovas macht Hindinnen kreißen, und entblößt die Wälder; und in seinem Tempel spricht alles: {W. sein Alles, d.h. alles was darin ist} Herrlichkeit!

10 Jehova thront auf {O. thronte bei} der Wasserflut, {Dasselbe Wort wie 1. Mose 6,17 usw.} und Jehova thront als König ewiglich.

11 Jehova wird Stärke geben seinem Volke, Jehova wird sein Volk segnen mit Frieden.

1 Een psalm van David. Geeft den HEERE, gij kinderen der machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte.

2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms.

3 De stem des HEEREN is op de wateren, de God der ere dondert; de HEERE is op de grote wateren.

4 De stem des HEEREN is met kracht, de stem des HEEREN is met heerlijkheid.

5 De stem des HEEREN breekt de cederen; ja, de HEERE verbreekt de cederen van Libanon.

6 En Hij doet ze huppelen als een kalf, de Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn.

7 De stem des HEEREN houwt er vlammen vuurs uit.

8 De stem des HEEREN doet de woestijn beven; de HEERE doet de woestijn Kades beven.

9 De stem des HEEREN doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer.

10 De HEERE heeft gezeten over den watervloed; ja, de HEERE zit, Koning in eeuwigheid.

11 De HEERE zal Zijn volk sterkte geven; de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede.