1 Doen aan my reg, o God, en verdedig my regsaak teen 'n onbarmhartige volk; red my van die man van bedrog en onreg!
2 Want U is die God van my toevlug; waarom verstoot U my dan? Waarom moet ek rondgaan in rougewaad deur die vyand se verdrukking?
3 Stuur u lig en u waarheid; laat die my lei; laat die my bring na u heilige berg en na u woninge,
4 dat ek kan ingaan na die altaar van God, na die God van my jubelende blydskap en U kan loof met die siter, o God, my God!
5 Wat buig jy jou neer, o my siel, en wat is jy onrustig in my? Hoop op God, want ek sal Hom nog loof -- die verlossing van my aangesig en my God!
1 Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts.
2 Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?
3 Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen;
4 En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God!
5 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.