1 Een lied op Hammaaloth. Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid, en Hij heeft mij verhoord.

2 O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong.

3 Wat zal U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen?

4 Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders gloeiende jeneverkolen.

5 O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone.

6 Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen, die den vrede haten.

7 Ik ben vreedzaam; maar als ik spreek, zijn zij aan den oorlog.

1 (119:1) Песнь восхождения. К Господу воззвал я в скорби моей, и Он услышал меня.

2 (119:2) Господи! избавь душу мою от уст лживых, от языка лукавого.

3 (119:3) Что даст тебе и что прибавит тебе язык лукавый?

4 (119:4) Изощренные стрелы сильного, с горящими углями дроковыми.

5 (119:5) Горе мне, что я пребываю у Мосоха, живу у шатров Кидарских.

6 (119:6) Долго жила душа моя с ненавидящими мир.

7 (119:7) Я мирен: но только заговорю, они – к войне.