1 Aasafin virsi. Jumala seisoo jumalien kokouksessa, hän on tuomari jumalien keskellä:

4 Vapauttakaa vaivainen ja köyhä, pelastakaa hänet jumalattomain käsistä.

5 Ei ole heillä älyä, ei ymmärrystä, he vaeltavat pimeydessä: kaikki maan perustukset horjuvat.

6 Minä sanon: Te olette jumalia ja kaikki tyynni Korkeimman poikia;

8 Nouse, Jumala, tuomitse maa, sillä sinä perit kaikki pakanakansat.

1 Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden;

2 Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.

3 Doet recht den arme en den wees; rechtvaardigt den verdrukte en den arme.

4 Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand.

5 Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; dies wankelen alle fondamenten der aarde.

6 Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten;

7 Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen.

8 Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien.