1 Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester.
2 Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech.
3 Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag.
4 Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog.
5 Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela.
6 Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs.
7 God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela.
8 En de rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen, zeggende:
9 Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen. [ (Psalms 52:10) Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos. ] [ (Psalms 52:11) Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten; want hij is goed voor Uw gunstgenoten. ]
2 (H52:4)Sinä punot turmiollisia juonia, kielesi on kuin terävä veitsi, sinä petturi!
3 (H52:5)Sinä rakastat pahaa enemmän kuin hyvää, valhetta enemmän kuin totuutta. (sela)
4 (H52:6)Sinä rakastat parjausta ja panettelua, petoksen kieltä.
5 (H52:7)Sen tähden Jumala murskaa sinut, hän tarttuu sinuun ja tempaa sinut teltastasi, kiskoo juuresi irti elävien maasta. (sela)
6 (H52:8)Kun hurskaat tämän näkevät, pelko valtaa heidät. Mutta pian he nauravat:
8 (H52:10)Mutta minä olen kuin viheriöivä oliivipuu Jumalan pyhäkössä. Alati minä luotan Jumalan armoon.
9 (H52:11)Herra, minä kiitän sinua ikuisesti siitä mitä olet tehnyt. Minä luotan sinun nimeesi, sillä sinä olet hyvä omiasi kohtaan.