1 Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2 God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.
3 Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart der zeeen;
4 Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela.
5 De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
6 God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.
7 De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem, de aarde versmolt.
8 De HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
9 Komt, aanschouwt de daden des HEEREN, Die verwoestingen op aarde aanricht.
10 Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.
11 Laat af, en weet, dat Ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de heidenen, Ik zal verhoogd worden op de aarde. [ (Psalms 46:12) De HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela. ]
1 Au maître-chantre. Cantique des enfants de Coré, sur Alamoth (jeunes filles). Dieu est notre retraite, notre force, un secours immédiat dans les détresses.
2 C'est pourquoi nous ne craindrons point, quand la terre serait bouleversée, quand les montagnes seraient ébranlées au sein de la mer;
3 Quand ses eaux mugiraient en bouillonnant, et que leur furie ferait trembler les montagnes. Sélah (pause).
4 Il y a un fleuve dont les ruisseaux réjouissent la cité de Dieu, le lieu saint des habitations du Très-Haut.
5 Dieu est au milieu d'elle; elle ne sera point ébranlée. Dieu lui donne secours dès le point du jour.
6 Les nations s'agitent, les royaumes s'ébranlent; il fait entendre sa voix, la terre se fond.
7 L'Éternel des armées est avec nous; le Dieu de Jacob est notre haute retraite. (Sélah.)
8 Venez, contemplez les exploits de l'Éternel, les ravages qu'il a faits sur la terre.
9 Il fait cesser les combats jusqu'au bout de la terre; il rompt les arcs et brise les lances; il brûle les chars au feu.
10 Cessez, dit-il, et reconnaissez que JE SUIS Dieu; je serai exalté parmi les nations, je serai exalté par toute la terre.
11 L'Éternel des armées est avec nous; le Dieu de Jacob est notre haute retraite. (Sélah.)