1 Til sangmesteren på strengelek; en salme av Asaf; en sang.
2 Gud er kjent i Juda, hans navn er stort i Israel.
3 Og han reiste sin hytte i Salem og sin bolig på Sion.
4 Der sønderbrøt han buens lyn, skjold og sverd og krig. Sela.
5 Strålende er du, herlig fremfor røverfjellene*. / {* d.e. de rovgjerrige verdensriker.}
6 Mennene med det sterke hjerte er blitt et rov; de sover sin søvn, og ingen av de veldige menn fant sine hender.
7 Ved din trusel, Jakobs Gud, falt både vogn og hest i dyp søvn.
8 Du - forferdelig er du, og hvem kan bli stående for ditt åsyn når du blir vred?
9 Fra himmelen lot du høre dom; jorden fryktet og blev stille,
10 da Gud reiste sig til dom for å frelse alle saktmodige på jorden. Sela.
11 For menneskets vrede blir dig til pris; med enda større vrede omgjorder du dig.
12 Gjør løfter og gi Herren eders Gud det I har lovt! Alle de som er omkring ham, skal komme med gaver til den Forferdelige.
13 Han kuer fyrstenes stolte ånd, forferdelig for kongene på jorden.
1 Een psalm, een lied van Asaf, voor den opperzangmeester, op de Neginoth.
2 God is bekend in Juda; Zijn Naam is groot in Israel.
3 En in Salem is Zijn hut, en Zijn woning in Sion.
4 Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela.
5 Gij zijt doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen.
6 De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
7 Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen en paard in slaap gezonken.
8 Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af?
9 Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil,
10 Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela.
11 Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden.
12 Doet geloften en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat hen Dien, Die te vrezen is, geschenken brengen; [ (Psalms 76:13) Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt; Die den koningen der aarde vreselijk is. ]