1 Av Korahs barn; en salme, en sang. Den stad han har grunnfestet på de hellige berg,

2 Sions porter elsker Herren fremfor alle Jakobs boliger.

3 Herlige ting er sagt om dig, du Guds stad. Sela.

4 Jeg nevner Rahab* og Babel blandt dem som kjenner mig; se filisteren og tyrieren med etioperen: Denne er født der. / {* d.e. Egypten.}

5 Og om Sion skal det sies: Hver og en er født der. Og han, den Høieste, gjør det fast.

6 Herren skal telle når folkene blir opskrevet, og si: Denne er født der. Sela.

7 Og de som synger og danser, skal si: Alle mine kilder er i dig.

1 Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid.

2 De HEERE bemint de poorten van Sion boven alle woningen van Jakob.

3 Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! Sela.

4 Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyrier, met den Moor, deze is aldaar geboren.

5 En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.

6 De HEERE zal hen rekenen in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela.

7 En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijn fonteinen, zullen binnen u zijn.