1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Scheminith.

2 Behoud, o HEERE; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen.

3 Zij spreken valsheid, een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.

4 De HEERE snijde af alle vleiende lippen, de grootsprekende tong.

5 Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?

6 Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in behoudenis zetten, dien hij aanblaast.

7 De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.

8 Gij, HEERE, zult hen bewaren; Gij zult hen behoeden voor dit geslacht, tot in eeuwigheid. [ (Psalms 12:9) De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd worden. ]

1 耶和华啊! 求你施行拯救, 因为虔诚人没有了, 在世人中的信实人也不见了。

2 他们彼此说谎, 用谄媚的嘴唇说话, 口是心非。

3 愿耶和华剪除一切说谄媚话的嘴唇, 和说夸大话的舌头。

4 他们曾说: "我们必能以舌头取胜; 我们的嘴唇是自己的, 谁能作我们的主呢?"

5 耶和华说: "因为困苦人的冤屈和贫穷人的叹息, 我现在要起来, 把他们安置在他们渴望的稳妥之中。"

6 耶和华的言语是纯净的言语, 好像银子在泥炉中炼过, 精炼过七次一样。

7 耶和华啊! 求你保守我们("我们"有古抄本作"他们"), 保护我们("我们"有古抄本作"他们")永远脱离这世代的人。

8 恶人到处横行, 邪恶在世人中被高举。