1 Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
2 Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
3 Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
4 Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
5 Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
6 Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen.
1 耶和华是我的牧人, 我必不会缺乏。(本节在《马索拉抄本》包括细字标题)
2 他使我躺卧在青草地上, 领我到安静的水边。
3 他使我的灵魂苏醒; 为了自己的名, 他引导我走义路。
4 我虽然行过死荫的山谷, 也不怕遭受伤害, 因为你与我同在; 你的杖你的竿都安慰我。
5 在我敌人面前, 你为我摆设筵席; 你用油膏了我的头, 使我的杯满溢。
6 我一生的日子, 必有恩惠慈爱紧随着我; 我也要住在耶和华的殿中, 直到永远。