1 A Song. A Psalm. Of David.

2 \108:1\O God, my heart is fixed; I will make songs and melody, even with my glory.

3 \108:2\Give out your sounds, O corded instruments: the dawn will be awaking with my song.

4 \108:3\I will give you praise, O Lord, among the peoples; I will make melody to you among the nations.

5 \108:4\For your mercy is higher than the heavens: and your unchanging faith than the clouds.

6 \108:5\Be lifted up, O God, higher than the heavens; let your glory be over all the earth.

7 \108:6\Let your right hand be stretched out for salvation, and give me an answer, so that your loved ones may be safe from danger.

8 \108:7\This is the word of the holy God: I will be glad; I will make Shechem a heritage, measuring out the valley of Succoth.

9 \108:8\Gilead is mine; Manasseh is mine; Ephraim is the strength of my head; Judah is my law-giver;

10 \108:9\Moab is my washpot; on Edom is the resting-place of my shoe; over Philistia will I send out a glad cry.

11 \108:10\Who will take me into the strong town? who will be my guide into Edom?

12 \108:11\Have you not sent us away from you, O God? and you go not out with our armies.

13 \108:12\Give us help in our trouble; for there is no help in man.

14 \108:13\With God we will do great things; for by him will our haters be crushed underfoot.

1 Een lied, een psalm van David.

2 O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer.

3 Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken.

4 Ik zal U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen onder de natien.

5 Want Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken.

6 Verhef U, o God! boven de hemelen, en Uw eer over de ganse aarde.

7 Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.

8 God heeft gesproken in Zijn heiligdom, dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.

9 Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.

10 Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Palestina zal ik juichen.

11 Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?

12 Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?

13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid. [ (Psalms 108:14) In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ]