1 To the chief music-maker. Maschil. Of the sons of Korah.
2 \42:1\Like the desire of the roe for the water-streams, so is my soul's desire for you, O God.
3 \42:2\My soul is dry for need of God, the living God; when may I come and see the face of God?
4 \42:3\My tears have been my food day and night, while they keep saying to me, Where is your God?
5 \42:4\Let my soul be overflowing with grief when these things come back to my mind, how I went in company to the house of God, with the voice of joy and praise, with the song of those who were keeping the feast.
6 \42:5\Why are you crushed down, O my soul? and why are you troubled in me? put your hope in God; for I will again give him praise who is my help and my God.
7 \42:6\My soul is crushed down in me, so I will keep you in mind; from the land of Jordan and of the Hermons, from the hill Mizar.
8 \42:7\Deep is sounding to deep at the noise of your waterfalls; all your waves have gone rolling over me.
9 \42:8\But the Lord will send his mercy in the daytime, and in the night his song will be with me, a prayer to the God of my life.
10 \42:9\I will say to God my Rock, Why have you let me go from your memory? why do I go in sorrow because of the attacks of my haters?
11 \42:10\The cruel words of my haters are like a crushing of my bones; when they say to me every day, Where is your God?
12 \42:11\Why are you crushed down, O my soul? and why are you troubled in me? put your hope in God; for I will again give him praise who is my help and my God.
1 Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2 Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
3 Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?
4 Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
5 Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.
6 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.
7 O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon, uit het klein gebergte.
8 De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.
9 Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens.
10 Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?
11 Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? [ (Psalms 42:12) Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. ]