1 To the chief music-maker; put to At-tashheth. Michtam. Of David. When Saul sent, and they were watching the house, to put him to death.

2 \59:1\Take me out of the hands of the cruel ones, O my God; keep me safe from those who come up against me.

3 \59:2\Take me out of the power of the workers of evil, and keep me safe from the men of blood.

4 \59:3\For see, they are watching in secret for my soul; the strong have come together against me? but not because of my sin, or my evil-doing, O Lord.

5 \59:4\For no sin of mine they go quickly and get themselves ready; be awake and come to my help, and see.

6 \59:5\You, O Lord God of armies, are the God of Israel; come now and give punishment to the nations; have no mercy on any workers of deceit. (Selah.)

7 \59:6\They come back in the evening; they make a noise like a dog, and go round the town.

8 \59:7\See, hate is dropping from their lips; curses are on their tongues: they say, Who gives attention to it?

9 \59:8\But you are laughing at them, O Lord; you will make sport of all the nations.

10 \59:9\O my strength, I will put my hope in you; because God is my strong tower.

11 \59:10\The God of my mercy will go before me: God will let me see my desire effected on my haters.

12 \59:11\Put them not to death, for so my people will keep the memory of them: let them be sent in all directions by your power; make them low, O Lord our saviour.

13 \59:12\Because of the sin of their mouths and the word of their lips, let them even be taken in their pride; and for their curses and their deceit,

14 \59:13\Put an end to them in your wrath, put an end to them, so that they may not be seen again; let them see that God is ruling in Jacob and to the ends of the earth. (Selah.)

15 \59:14\And in the evening let them come back, and make a noise like a dog, and go round the town.

16 \59:15\Let them go wandering up and down in search of food, and be there all night if they have not enough.

17 \59:16\But I will make songs of your power; yes, I will give cries of joy for your mercy in the morning; because you have been my strength and my high tower in the day of my trouble.

18 \59:17\To you, O my strength, will I make my song: because God is my high tower, even the God of my mercy.

1 Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden.

2 Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan.

3 Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds.

4 Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE!

5 Zij lopen en bereiden zich zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie.

6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela.

7 Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad.

8 Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het?

9 Maar Gij, HEERE! zult hen belachen; Gij zult alle heidenen bespotten.

10 Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten; want God is mijn Hoog Vertrek.

11 De God mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien.

12 Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild!

13 Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen.

14 Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. Sela.

15 Laat hen dan tegen de avond wederkeren, laat hen tieren als een hond, en rondom de stad gaan;

16 Laat hen zelfs omzwerven om spijs; en laat hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd.

17 Maar ik zal Uw sterkte zingen, en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage, als mij bange was. [ (Psalms 59:18) Van U, o mijn Sterkte! zal ik psalmzingen; want God is mijn Hoog Vertrek, de God mijner goedertierenheid. ]